ECLI:NL:CRVB:2004:AR8563
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- M.C.M. van Laar
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Vertrouwensbeginsel bij premieheffing en looncontrole in het kader van autoaankoopregeling voor personeel
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat het vertrouwensbeginsel centraal in het kader van premieheffing en looncontrole. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft correctienota's en boetenota's verzonden aan gedaagde, die betrekking hebben op de jaren 1997 tot en met 1999. De rechtbank Amsterdam heeft eerder het bezwaar van gedaagde tegen deze besluiten gegrond verklaard, maar het Uwv heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 november 2004 is gedaagde vertegenwoordigd door zijn advocaat en belastingadviseur, terwijl het Uwv niet aanwezig was.
De rechtbank had vastgesteld dat het voordeel uit de autoaankoopregeling voor werknemers als loon moet worden aangemerkt. Echter, de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet kon standhouden, omdat de aankoopregeling eerder was geaccepteerd door de looninspecteur. Dit leidde tot de conclusie dat het Uwv in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel handelde door met terugwerkende kracht premies te corrigeren.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van gedaagde tegen de opgelegde boetes beoordeeld. De Raad concludeert dat de looninspecteur in 1998 geen ondubbelzinnige uitlatingen heeft gedaan over de aanvaardbaarheid van de autoaankoopregeling, waardoor gedaagde niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de afwezigheid van naheffingen. De Raad oordeelt dat de verweten gedraging gedaagde slechts in beperkte mate kan worden verweten, wat leidt tot een halvering van de opgelegde boetes. De uitspraak van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd, en de Raad bevestigt de opgelegde boetes, maar verlaagt deze.