ECLI:NL:CRVB:2004:AR8499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.J.W. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na wettelijke wachttijd
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De weigering vond plaats op basis van het standpunt dat appellant na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken, op 21 maart 2001, minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.G. Schnoor, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De zaak werd vervolgens voorgelegd aan de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 2 november 2004 werd de zaak behandeld, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat. De Raad heeft de medische gegevens en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Appellant voerde aan dat zijn psychische klachten door het Uwv waren onderschat, en dat deze klachten mede het gevolg waren van persoonlijke omstandigheden, waaronder het verlaten van zijn gezin en dakloosheid.
De Raad concludeerde dat de rechtbank in de eerdere uitspraak voldoende medische gegevens had gevonden om het oordeel van het Uwv te ondersteunen. De Raad vond geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel dat appellant, ondanks zijn beperkingen, geschikt was voor de geselecteerde functies. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. K.J.S. Spaas als voorzitter en mr. J.W. Schuttel en mr. C.J.W. Schoor als leden, met H.H.M. Ho als griffier.