ECLI:NL:CRVB:2004:AR6849
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning van WAO-uitkering en vaststelling van dagloon
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een WAO-uitkering. Appellant, die ziek was gemeld door zijn werkgever Uitzendburo M.A.C.K. B.V., betwist de hoogte van het vastgestelde dagloon en vervolgdagloon. De besluiten van 2 februari 2001 en 21 februari 2001, waarbij aan appellant een loondervingsuitkering en vervolguitkering zijn toegekend, zijn door gedaagde gehandhaafd. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de door appellant overgelegde jaaropgaven niet relevant zijn voor de berekening van het dagloon, omdat deze een ruimere periode beslaan dan de referteperiode. Tevens heeft de Raad overwogen dat appellant niet heeft aangetoond dat hij naast het loon dat door zijn werkgevers is opgegeven, contante betalingen heeft ontvangen. De Raad heeft de stelling van appellant dat het dagloon gebaseerd had moeten worden op het salaris dat hij met M.A.C.K. was overeengekomen, verworpen, omdat deze overeenkomst een uitzendovereenkomst betreft en er geen loondoorbetaling heeft plaatsgevonden na de ziekmelding.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat de besluiten van gedaagde in rechte standhouden. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is gedaan op 11 november 2004, waarbij de betrokken rechters aanwezig waren en de uitspraak openbaar is uitgesproken.