ECLI:NL:CRVB:2004:AR6655
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding en proceskostenvergoeding in WW-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek om schadevergoeding en vergoeding van proceskosten door appellant, die woonachtig is in [woonplaats]. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 11 januari 2001. De zaak betreft de vaststelling van het gemiddeld aantal arbeidsuren (GAA) waarop de WW-uitkering van appellant is gebaseerd. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had bij besluit van 18 september 2001 het GAA vastgesteld op € 39,20, wat hoger was dan de eerder vastgestelde € 28,34. Appellant heeft in een brief van 28 september 2001 aangegeven akkoord te gaan met deze berekening en verzocht om vergoeding van wettelijke rente en gemaakte kosten.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen geschil meer bestond over de vaststelling van het GAA per 17 maart 1999. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen de herberekening en er was geen aanleiding voor nabetaling van de WW-uitkering. De Raad concludeert dat appellant niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat van schade niet is gebleken en er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het verzoek van appellant om vergoeding van gemaakte tijd en kosten is afgewezen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep en dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellant betaalde griffierecht van € 104,37 aan hem moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Hoogeveen, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier.