ECLI:NL:CRVB:2004:AR6552
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- J.F.C. Talman
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van gebeurtenissen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen een eiser, geboren op 29 oktober 1930 in het voormalige Nederlands-Indië, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De eiser had in juni 2002 een aanvraag ingediend voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan zijn oorlogservaringen tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap-periode. De aanvraag werd afgewezen door de verweerster, die oordeelde dat niet was aangetoond dat de eiser was getroffen door gebeurtenissen zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO).
De eiser had in beroep nieuwe feiten aangevoerd, waaronder getuigenissen van zijn broer Leo en verwijzingen naar historische dossiers. De Raad oordeelde echter dat de verklaringen van de eiser en zijn broer niet voldoende objectief bewijs boden om de gestelde oorlogservaringen te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de gebeurtenissen die de eiser had genoemd, voornamelijk gebaseerd waren op zijn eigen verklaring en die van zijn broer, en dat er onvoldoende bevestiging was vanuit andere bronnen.
De Raad stelde vast dat de verweerster terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet kon worden gehonoreerd, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk was blootgesteld aan de gevraagde omstandigheden. De Raad verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de verweerster in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van objectief bewijs in zaken die betrekking hebben op erkenning als burger-oorlogsslachtoffer.