ECLI:NL:CRVB:2004:AR6045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de feestdagenregeling en registratie van administratief verzuim
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep werd behandeld, ging het om een hoger beroep van een appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de toepassing van de feestdagenregeling en de registratie van een administratief verzuim over de jaren 1997 en 1998. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 maart 2000, waarin het Uwv het administratief verzuim had geregistreerd. Dit bezwaar werd door het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellante niet kon worden gevolgd in haar stelling dat er sprake was van een pleitbaar standpunt. De Raad stelde vast dat de appellante in 1997 en 1998 de feestdagenregeling onjuist had toegepast, en dat dit voldoende duidelijk was op basis van de jurisprudentie van de Raad en de Hoge Raad. De Raad benadrukte dat het voor appellante duidelijk had moeten zijn dat werknemers recht konden doen gelden op een kerstpakket op basis van de met de werkgever overeengekomen arbeidsvoorwaarden, wat betekent dat er geen sprake was van een geschenk met een onverplicht karakter.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 11 november 2004, waarbij de betrokken rechters de beslissing gezamenlijk ondertekenden. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie over arbeidsvoorwaarden en de verantwoordelijkheden van werkgevers en werknemers in het kader van sociale verzekeringen.