ECLI:NL:CRVB:2004:AR6006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4696 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • R.B.E. van Nimwegen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2004 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder, op 29 januari 2004, een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 27 augustus 2003 was genomen. Dit beroep werd niet ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het beroep niet tijdig waren ingediend. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het beroepschrift van de opposant, gedateerd op 3 september 2003, wel degelijk de gronden bevatte waarop het beroep berustte. Dit was in strijd met de eerdere uitspraak, die de ontvankelijkheid van het beroep betrof. De Raad heeft daarom besloten dat het verzet gegrond is en dat de eerdere uitspraak vervalt. Het onderzoek in de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4696 WUBO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 29 januari 2004 het door opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van hem door geopposeerde genomen besluit van 27 augustus 2003, kenmerk JZ/X70/2003/533, niet ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het beroep niet tijdig zijn ingediend.
Tegen deze uitspraak is verzet gedaan.
Gelet op het hierna onder II overwogene heeft de Raad het niet nodig geacht opposant over het verzet te horen.
II. MOTIVERING
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb dient het beroepschrift de gronden waarop het berust te bevatten.
Naar het oordeel van de Raad heeft opposant aan dit wettelijk voorschrift voldaan nu het beroepschrift van 3 september 2003 de gronden bevat waarop het beroep berust.
De Raad ziet hierin aanleiding het verzet met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Awb gegrond te verklaren. Gegeven het bepaalde in het zevende lid van laatstbedoeld artikel vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2004.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.