ECLI:NL:CRVB:2004:AR5946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot gelijkstelling tweede-generatie-vervolgingsslachtoffer op basis van gewijzigde wetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep van eiseres, die verzocht om gelijkstelling als tweede-generatie-vervolgingsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiseres, geboren op 30 mei 1946, had in november 2002 een aanvraag ingediend om met de vervolgde gelijkgesteld te worden. Deze aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, met als argument dat de wet sinds 15 juli 1994 geen mogelijkheid meer biedt voor gelijkstelling van personen van de na-oorlogse generatie.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij haar bezwaren uiteenzette. Tijdens de zitting op 16 september 2004 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar echtgenoot, en werd verweerster vertegenwoordigd door mr. J.J.G.A. Theelen. De Raad heeft de argumenten van eiseres in overweging genomen, maar concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad oordeelde dat de wetgeving duidelijk was en dat er geen ruimte was voor de door eiseres gewenste gelijkstelling.
De Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken. De Raad benadrukte dat de wijziging van de wet in 1994 de mogelijkheid voor nieuwe aanvragen voor gelijkstelling voor de na-oorlogse generatie heeft beëindigd, en dat eiseres niet kon worden erkend op basis van haar eerdere aanvraag uit 1974, omdat de wet inmiddels was gewijzigd.