ECLI:NL:CRVB:2004:AR5578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- M.C.M. van Laar
- C.M. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking van eigenrijder zonder eigen vrachtwagen en de verzekeringsplicht voor werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een internationaal transportbedrijf, tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had geoordeeld dat er sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellante en een eigenrijder, [betrokkene], die niet over een eigen vrachtwagen beschikte. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. Appellante had in de periode van 28 september 2000 tot 17 november 2000 een deelonderzoek laten uitvoeren door gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), naar de inzet van eigenrijders. Gedaagde concludeerde dat er in 1999 een dienstbetrekking bestond, wat leidde tot een correctienota van f 9.270,- voor dat jaar. Appellante betwistte deze conclusie en voerde aan dat de relatie met [betrokkene] niet als een arbeidsovereenkomst gekwalificeerd kon worden, omdat hij over een NIWO-vergunning beschikte en als zelfstandig ondernemer opereerde.
De Raad oordeelt dat de drie essentiële elementen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking aanwezig zijn: een gezagsverhouding, de verplichting tot persoonlijke dienstverrichting en de verplichting tot loonbetaling. De Raad stelt vast dat [betrokkene] in een door appellante gehuurde vrachtwagen reed en dat hij onder gezag van appellante stond, wat de conclusie ondersteunt dat er sprake is van een dienstbetrekking. De Raad wijst erop dat de wil van appellante om een arbeidsovereenkomst aan te gaan geen betekenis heeft, omdat de verzekeringsplicht van rechtswege ontstaat. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.