ECLI:NL:CRVB:2004:AR5559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking en sociale werknemersverzekeringswetten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2004, staat de vraag centraal of appellant in 1998 in een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam was voor Emmeloord Reparatie & Constructie (ERC). Appellant, vertegenwoordigd door L.A. Koenen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 31 maart 2003. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in 1998 gedurende een groot deel van het jaar als constructeur bij ERC werkzaam was. De Raad oordeelt dat appellant feitelijk in een dienstbetrekking heeft gewerkt, ondanks dat hij op factuurbasis werd betaald en zich niet als werknemer beschouwde. De Raad concludeert dat er een gezagsrelatie bestond tussen appellant en ERC, aangezien appellant onder toezicht en met instructies van ERC werkte. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden, zoals vermeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.