ECLI:NL:CRVB:2004:AR5411
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Korting op periodieke uitkering niet vatbaar voor beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, een persoon die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een berekeningsbeschikking van 31 augustus 2003, waarin zijn maandelijkse periodieke uitkering ingevolge de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd vastgesteld. Eiser was van mening dat er onterecht een korting op zijn uitkering zou plaatsvinden vanwege de AOW-uitkering van zijn echtgenote, die in oktober 2003 65 jaar zou worden.
De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, omdat de berekeningsbeschikking geen beslissing bevatte over de korting op de uitkering. Eiser ging hiertegen in beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 16 september 2004 was eiser aanwezig, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de mededeling van de verweerster over de toekomstige korting op de uitkering geen voor beroep vatbaar besluit was, zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om proceskosten te vergoeden. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde het standpunt van de verweerster dat er in de berekeningsbeschikking nog niet was beslist over de gevolgen voor de periodieke uitkering van eiser.