ECLI:NL:CRVB:2004:AR5411

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5576 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op periodieke uitkering niet vatbaar voor beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, een persoon die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een berekeningsbeschikking van 31 augustus 2003, waarin zijn maandelijkse periodieke uitkering ingevolge de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd vastgesteld. Eiser was van mening dat er onterecht een korting op zijn uitkering zou plaatsvinden vanwege de AOW-uitkering van zijn echtgenote, die in oktober 2003 65 jaar zou worden.

De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, omdat de berekeningsbeschikking geen beslissing bevatte over de korting op de uitkering. Eiser ging hiertegen in beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 16 september 2004 was eiser aanwezig, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de mededeling van de verweerster over de toekomstige korting op de uitkering geen voor beroep vatbaar besluit was, zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om proceskosten te vergoeden. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde het standpunt van de verweerster dat er in de berekeningsbeschikking nog niet was beslist over de gevolgen voor de periodieke uitkering van eiser.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5576 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 31 oktober 2003, kenmerk JZ/S80/2003/0848, heeft verweerster ten aanzien van eiser een besluit genomen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiser zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is, gevoegd met het geding tussen partijen onder nummer 04/1385 WUV, behandeld ter zitting van de Raad op 16 september 2004. Daar is eiser in persoon verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Bij berekeningsbeschikking van 31 augustus 2003 heeft verweerster (voorlopig) vastgesteld de eiser na het door hem in die maand bereiken van de 65-jarige leeftijd toekomende maandelijkse periodieke uitkering ingevolge de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Eiser heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt, aanvoerende dat hij het niet eens is met de korting op zijn periodieke uitkering die in de toekomst zal plaatsvinden vanwege de door zijn echtgenote, die in oktober 2003 65 jaar wordt, te ontvangen AOW-uitkering.
Bij het bestreden besluit heeft verweerster eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar op de grond dat in de bestreden berekeningsbeschikking op dit punt geen beslissing is opgenomen, zodat in zoverre geen sprake is van een voor beroep/bezwaar vatbaar besluit als bedoeld in (artikel 1:3 van) de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad acht dit standpunt van verweerster juist. Op grond van de voorhanden gegevens staat vast dat in de berekeningsbeschikking van 31 augustus 2003 nog niet is beslist over de gevolgen voor eisers periodieke uitkering vanwege het door zijn echtgenote bereiken van de 65-jarige leeftijd.
Het beroep van eiser dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2004.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) E. Heemsbergen.