ECLI:NL:CRVB:2004:AR5001
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch.J.G. Olde Kalter
- J. Verrips
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van medische besluitvorming
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking van de uitkering, die per 5 november 2001 inging, was gebaseerd op een besluit van 19 juni 2002, waarin het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank Maastricht had eerder het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.J. Crombag, stelde dat de medische besluitvorming niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar lichamelijke en psychische klachten. Tijdens de zitting op 8 september 2004 was appellante niet aanwezig, maar gedaagde was vertegenwoordigd door E.W. Huiskamp.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden die door de rechtbank zijn vastgesteld als juist aangenomen. De Raad concludeert dat de medische gegevens voldoende aanknopingspunten bieden voor de vaststelling van de medische beperkingen van appellante op de relevante datum. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat gedaagde alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking heeft genomen en dat de medische besluitvorming voldoende zorgvuldig is geweest. Het verzoek van appellante om een externe deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat de Raad zich voldoende voorgelicht achtte op basis van de beschikbare medische gegevens.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd gedaan door mr. Ch.J.G. Olde Kalter, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, op 20 oktober 2004.