ECLI:NL:CRVB:2004:AR4810

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/3480 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. Blom, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 juni 2004. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep onder nummer 04/3480 WW. De zaak betreft de niet-betaling van het griffierecht, dat volgens artikel 22 van de Beroepswet verschuldigd is bij indiening van een beroepschrift. De gemachtigde van appellante is op 6 juli 2004 gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 102,-- te voldoen, bij voorkeur via een bijgevoegde acceptgirokaart. Ondanks deze waarschuwing heeft appellante het griffierecht niet tijdig betaald. De Raad oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest, waardoor het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad heeft geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Hoogeveen, in aanwezigheid van griffier P. van der Wal, en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2004. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan een verzet open binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04 / 3480 WW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellante] wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Mr. M.J. Blom, advocaat te Spijkenisse, heeft namens appellante hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Rotterdam op 17 juni 2004 tussen partijen gegeven uitspraak met reg. nr. WW 03/3402.
II. MOTIVERING
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij schrijven van 6 juli 2004, verzonden op 12 juli 2004, is gemachtigde van appellante erop gewezen dat hij een griffierecht van € 102,-- is verschuldigd, bij voorkeur te voldoen door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 2 augustus 2004 is gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen deze termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2004.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) P. van der Wal.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.