ECLI:NL:CRVB:2004:AR4674
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van gezagsrelatie en ondernemerschap van directieleden in het kader van sociale verzekeringen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2004, staat de vraag centraal of de directieleden van appellante in de jaren 1997 en 1998 werkzaam waren in een gezagsrelatie die leidde tot een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Appellante, vertegenwoordigd door belastingadviseurs van PricewaterhouseCoopers N.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in haar uitspraak gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), in het gelijk gesteld. De Raad stelt vast dat de feiten en omstandigheden die de rechtbank in eerste aanleg heeft vastgesteld, ook voor hem gelden. Appellante betoogt dat er geen gezagsverhouding was ten opzichte van de nieuwe directieleden, omdat de onderneming op basis van gelijkwaardigheid werd geleid. De Raad oordeelt echter dat de nieuwe directieleden, ondanks hun collegiale besluitvorming, in 1997 en 1998 een beperkt aandelenbezit hadden en daardoor niet in staat waren om als gelijkwaardig ondernemer te worden beschouwd. De Raad wijst erop dat de overdracht van aandelen om fiscale redenen is vertraagd en dat dit geen reden is om een gezagsrelatie in die jaren te ontkennen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er in de jaren 1997 en 1998 sprake was van een gezagsrelatie en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad merkt op dat de besluitvorming van gedaagde niet onzorgvuldig was en dat er geen schending van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen.