ECLI:NL:CRVB:2004:AR4439

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4730 AW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen ontslagbesluit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2004 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, die eervol ontslag had gekregen van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Deze rechtbank had het ontslagbesluit van gedaagde vernietigd en gedaagde had daarop een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij betaling van wachtgeld en salaris eiste, terwijl de hoofdzaak nog in behandeling was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter concludeerde dat er niet voldaan was aan de eis van samenhang tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de hoofdzaak, aangezien het verzoek betrekking had op een betaling die niet in de hoofdzaak aan de orde was. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevraagde voorziening niet in verband stond met het onderwerp van de aangevallen uitspraak, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek.

De uitspraak benadrukt het belang van de samenhangseis in het bestuursrecht, vooral bij verzoeken om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij mr. L.N. Nijhuis als griffier aanwezig was.

Uitspraak

04/4730 AW-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] verzoeker,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, gedaagde.
1. INLEIDING
Gedaagde heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 22 april 2004, nr. AWB 2003/1003 AW, waarbij de beslissing van gedaagde tot handhaving van een door hem aan verzoeker gegeven eervol ontslag is vernietigd. Ter uitvoering van die uitspraak (hierna: de aangevallen uitspraak) heeft gedaagde op 8 september 2004 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Namens verzoeker is bij schrijven van 27 augustus 2004 de voorzieningenrechter verzocht met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 27 september 2004. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.J.H. Wenselaar, rechtskundig adviseur te Utrecht. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V.L.S. van Cruijningen, verbonden aan CAPRA te ‘s-Hertogenbosch.
II. MOTIVERING
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningen-rechter uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Gedaagde heeft bij besluit van 7 januari 2003 verzoeker met toepassing van artikel 8:8 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), met ingang van 1 mei 1998 eervol ontslag verleend en aan dit ontslag een recht op wachtgeld verbonden. Gedaagde heeft het besluit, na namens verzoeker gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 22 juli 2003.
1.2. Bij besluit van eveneens 22 juli 2003 heeft gedaagde een beslissing genomen tot terugvordering en verrekening van aan verzoeker toegekend wachtgeld dat verband hield met een hem eerder verleend, maar in rechte onhoudbaar gebleken ontslag. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij gedaagde en tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij uitspraak van die rechter van 17 juni 2004, nr. AWB 03/1002 AW, afgewezen.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het onder 1.1. bedoelde ontslagbesluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
3. Gedaagde heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en heeft inmiddels, ter uitvoering van die uitspraak, een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
4. Blijkens het verzoekschrift wordt de voorzieningenrechter verzocht “hangende de hoger beroepsprocedure, als voorlopige voorziening de gemeente te gelasten tot betaling van het door het ABP opgeëiste deel uit het verkregen recht op wachtgeld en tot betaling van de maandelijkse uitbetaling van het salaris, stipt op de dag dat de salarissen van de overige ambtenaren worden uitbetaald. Alles met veroordeling van de gemeente in de kosten die [verzoeker] in verband met de behandeling van dit verzoek heeft moeten maken en op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de gemeente met het haar bevolene in gebreke mocht blijven”.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.2. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet is voldaan aan de eis die voortvloeit uit de overeenkomstige toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, dat er samenhang is tussen het verzoek om een voorlopige voorziening en het onderwerp van de aangevallen uitspraak (de hoofdzaak) en wel in die zin dat de gevraagde voorziening betrekking moet hebben op het in de hoofdzaak aan de orde zijnde besluit.
5.3. De uitspraak van de rechtbank waartegen bij de Raad momenteel hoger beroep aanhangig is, ziet enkel op het ontslag van verzoeker. Ook het ter uitvoering van die uitspraak genomen besluit betreft enkel dat ontslag. Het verzoek om een voorlopige voorziening betreft een door verzoeker gewenste betaling van wachtgeld en salaris. Over deze laatste kwestie is bij de Raad geen hoger beroep aanhangig. Aldus is niet aan het samenhangvereiste voldaan, zodat het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb ziet de voorzieningenrechter geen grond.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.N. Nijhuis als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2004.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) L.N. Nijhuis.