ECLI:NL:CRVB:2004:AR4051
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- H.C. Cusell
- C.M. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van een uitspraak inzake WW-referteperiode
In deze zaak gaat het om een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedaan op 18 oktober 2001. De erven van de overleden betrokkene hebben op 6 februari 2002 een herzieningsverzoek ingediend, naar aanleiding van een uitspraak die hen onterecht zou hebben benadeeld. De Raad heeft het verzoek behandeld op 26 augustus 2004, waarbij de erven vertegenwoordigd werden door de echtgenoot van de betrokkene. De gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, was niet ter zitting aanwezig.
De Raad overweegt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De erven van de betrokkene stelden dat zij zich tekort gedaan voelden door de eerdere uitspraak en dat er medische fouten waren gemaakt die niet in de eerdere beoordeling waren meegenomen. De Raad concludeert echter dat de aangevoerde gronden niet voldoen aan de eisen voor herziening zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad wijst erop dat de medische gegevens die door de erven zijn overgelegd, betrekking hebben op een periode na de referteperiode van de WW-uitkering en dus niet relevant zijn voor de beoordeling van het herzieningsverzoek. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid en wijst het verzoek om herziening af. Tevens zijn er geen termen aanwezig om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2004.