ECLI:NL:CRVB:2004:AR3438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- J.J.B. van der Putten
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag voor toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft appellant, wonende in Australië, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2003. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank van 12 augustus 2002 ongegrond verklaard. Appellant had eerder, op 26 juli 1996, een aanvraag ingediend voor toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw), welke aanvraag was afgewezen. Appellant stelde dat hij sinds 1982 een ABP-pensioen ontvangt en dat hij op internet had gelezen dat vrijwillige verzekering mogelijk is. Echter, de Raad oordeelde dat deze informatie geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden opleverde zoals vereist in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde dat de gedaagde bevoegd was om de aanvraag af te wijzen zonder toepassing van artikel 4:5 van de Awb, aangezien appellant geen nieuwe feiten had aangedragen die de afwijzing konden rechtvaardigen.
De zitting vond plaats op 19 augustus 2004, waar appellant niet aanwezig was, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. B.T.S.J. Maarschalkerweerd. De Raad concludeerde dat de eerdere afwijzing van de aanvraag door de Sociale verzekeringsbank terecht was en dat er geen reden was om de uitspraak van de rechtbank te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak werd gedaan door mr. T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier J.J.B. van der Putten, op 24 september 2004.