ECLI:NL:CRVB:2004:AR3431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- J.J.B. van der Putten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herhaalde aanvraag voor toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de AOW
In deze zaak heeft appellante, wonende in Australië, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2003. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank van 12 augustus 2002 ongegrond verklaard. Appellante had eerder, op 10 februari 1997, een aanvraag ingediend voor toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw), welke aanvraag was afgewezen. In haar nieuwe aanvraag van 18 februari 2002 stelde appellante dat zij een zelfstandig recht op ouderdomspensioen wilde opbouwen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die haar aanvraag konden rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat appellante haar wens om een eigen pensioen op te bouwen al in 1997 had kunnen en behoren aan te voeren. Aangezien appellante niet had betwist dat zij in het jaar voorafgaand aan de eerste aanvraag niet verplicht verzekerd was, was de gedaagde bevoegd om de aanvraag af te wijzen zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier, op 24 september 2004.