ECLI:NL:CRVB:2004:AR2790
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegang tot vrijwillige verzekering AOW/Anw voor niet-verplicht verzekerde
In deze zaak heeft appellante, wonende in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor deelname aan de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw). De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 september 2004 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de Raad bevestigde dat appellante niet verplicht verzekerd was geweest ingevolge de AOW en de Anw voorafgaand aan haar aanvraag voor de vrijwillige verzekering.
De Raad overwoog dat de artikelen 34, 35 en 36 van de AOW en 63, 63a en 63b van de Anw bepalen dat vrijwillige verzekering alleen mogelijk is in aansluiting op een periode van verplichte verzekering. Aangezien appellante voorafgaand aan haar aanvraag niet in Nederland woonde of werkte, kon zij niet worden geacht verplicht verzekerd te zijn geweest. De Raad concludeerde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor deelname aan de vrijwillige verzekering, omdat zij niet aan de vereiste verplichte verzekering had voldaan.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De beslissing werd genomen door mr. T.L. de Vries, met J.J.B. van der Putten als griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt inzicht in de voorwaarden voor deelname aan de vrijwillige verzekering onder de AOW en Anw.