ECLI:NL:CRVB:2004:AR2788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de hoogte van het gezamenlijk pensioen van appellant en zijn echtgenote en de intrekking van de AOW-toeslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, geboren op 5 februari 1924 en wonende in Marokko, tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De zaak betreft de hoogte van het gezamenlijk pensioen van appellant en zijn echtgenote, en de intrekking van de AOW-toeslag per 1 juli 2001. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank, die zijn echtgenote een ouderdomspensioen heeft toegekend ter hoogte van 4% van het pensioen voor een gehuwde, en de AOW-toeslag van appellant heeft ingetrokken. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het standpunt van de Sociale verzekeringsbank onderschreven, maar appellant is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er in hoger beroep geen geschil bestaat over het feit dat appellant geen aanspraak meer heeft op een AOW-toeslag vanaf 1 juli 2001. De grieven van appellant hebben betrekking op de hoogte van het gezamenlijk pensioen van hem en zijn echtgenote. Appellant verzoekt om het pensioen van zijn echtgenote vast te stellen op een zodanig bedrag dat het gezamenlijk pensioen gelijk is aan het bedrag dat hij voor 1 juli 2001 ontving aan pensioen en toeslag.
De Raad heeft geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank niet adequaat heeft gereageerd op de bezwaren van appellant, met name met betrekking tot de hoogte van het pensioen van zijn echtgenote. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en bepaald dat de Sociale verzekeringsbank een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, waarbij expliciet moet worden ingegaan op de bezwaren van appellant. Tevens moet de Sociale verzekeringsbank het opmerkelijke verschil in de berekening van de verzekeringstijd van de echtgenote van appellant verklaren. De Raad heeft de Sociale verzekeringsbank ook opgedragen het griffierecht aan appellant te vergoeden.