ECLI:NL:CRVB:2004:AR2766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering tot verhoging WAO-uitkering op basis van medische grondslag en passende functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WAO-uitkering te verhogen. Appellante, die sinds 1994 arbeidsongeschikt is, heeft in 2001 een verzoek ingediend voor verhoging van haar uitkering, omdat zij zich toegenomen arbeidsongeschikt had gemeld. De verzekeringsarts J. Bemelmans heeft haar belastbaarheid beoordeeld en een belastbaarheidsprofiel opgesteld, waaruit bleek dat appellante in staat was om bepaalde functies te vervullen, zoals printplatenmonteur en verkoopster kleding. Gedaagde heeft op basis van deze beoordeling besloten om de uitkering niet te verhogen, omdat appellante nog steeds in de categorie van 15 tot 25% arbeidsongeschikt viel.
De rechtbank Maastricht heeft in een eerdere uitspraak het besluit van gedaagde bevestigd, waarbij werd gesteld dat de medische gegevens voldoende waren om het besluit te onderbouwen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar belastbaarheid niet correct is vastgesteld en dat zij door haar medische klachten niet in staat is om arbeid te verrichten. Ze betoogde dat gedaagde onvoldoende recente medische informatie had ingewonnen en dat haar ernstige nekklachten niet in de beoordeling waren meegenomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het besluit van gedaagde op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat de voorgehouden functies passend waren. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet kon slagen.