ECLI:NL:CRVB:2004:AR2671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid in WAO-zaak
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2004, gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die voorheen als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld met diverse klachten, waaronder hoofdpijn, rugklachten en overgewicht. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt was, gebaseerd op een schatting van haar belastbaarheid. Appellante betwistte deze schatting en voerde aan dat haar medische beperkingen niet correct waren ingeschat, vooral met betrekking tot haar overgewicht en cardiale klachten.
De Raad overwoog dat de toelichting van bezwaarverzekeringsarts Van Thillo-Nadels overtuigend was en dat er geen aanleiding was om het standpunt van de verzekeringsartsen niet te volgen. De Raad concludeerde dat appellante in staat was om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De schatting van de arbeidsongeschiktheid werd als voldoende onderbouwd beschouwd, en het bestreden besluit werd in stand gehouden. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad benadrukte dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere beoordelingen in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat de aangenomen medische beperkingen voor appellante juist waren en dat de geselecteerde functies geen wezenlijke belasting vormden voor haar.