ECLI:NL:CRVB:2004:AR2277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- N.E. Nijdam
- Rechtspraak.nl
Toekenning van studiefinanciering en bewijsverplichtingen bij aanvraag
In deze zaak gaat het om de toekenning van studiefinanciering aan appellante door de Informatie Beheer Groep. Appellante had op 10 augustus 2002 een aanvraag ingediend, maar de gedaagde instantie heeft deze aanvraag pas op 23 november 2002 erkend, met een ingangsdatum van 1 december 2002. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, omdat zij meende dat haar aanvraag eerder was verzonden. Het bezwaar werd ongegrond verklaard door de gedaagde op 13 februari 2003, waarna appellante in beroep ging bij de rechtbank Breda. De rechtbank verklaarde het beroep op 7 juli 2003 ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep behandelde de zaak op 23 juli 2004. Tijdens deze zitting waren appellante en haar vader aanwezig, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. drs. E.H.A. van den Berg. De Raad oordeelde dat appellante niet kon bewijzen dat zij de aanvraag per aangetekende post had verzonden, wat cruciaal was voor het vaststellen van de datum van indiening. De Raad bevestigde dat de bewijslast bij appellante lag en dat het risico van niet-aangekomen post bij de afzender ligt, tenzij er bewijs is van aangetekende verzending.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de uitspraak te weerleggen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, met mr. N.E. Nijdam als griffier, op 3 september 2004.