ECLI:NL:CRVB:2004:AR1020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- A. Beuker-Tilstra
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot bevordering tot sergeant-majoor door de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van gedaagde, die verzocht om bevordering tot de rang van sergeant-majoor, gegrond verklaard en het besluit van de Bevelhebber vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de Bevelhebber het verzoek van gedaagde ten onrechte had opgevat als een verzoek om terug te komen van een eerder besluit. Gedaagde had van 15 juni 1998 tot 1 maart 2000 een functie vervuld die met ingang van 1 september 1999 was opgewaardeerd naar de rang van sergeant-majoor. De rechtbank oordeelde dat de Bevelhebber op basis van het Algemeen militair ambtenarenreglement verplicht was om gedaagde te bevorderen.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad oordeelde dat de Bevelhebber bevoegd was om het verzoek van gedaagde inhoudelijk te behandelen, maar dat gedaagde geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De Raad concludeerde dat het besluit van de Bevelhebber van 3 december 2001 in stand kon blijven en dat de rechtbank ten onrechte het beroep van gedaagde gegrond had verklaard. De Raad verklaarde het beroep van gedaagde alsnog ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor vergoeding van proceskosten.
De uitspraak van de Raad benadrukt het belang van de dwingendrechtelijke termijnen in het bestuursrecht en de noodzaak voor belanghebbenden om nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren bij een verzoek om herziening van een eerder besluit.