ECLI:NL:CRVB:2004:AQ9357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 27 november 2002 geoordeeld dat de intrekking van de uitkering, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, terecht was. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 20 juli 2004, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.C. Verwijs, en de gedaagde partij werd vertegenwoordigd door J.B. Snoek van het Uwv.
De Raad heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder het bestreden besluit van 4 juni 2002, waarin het bezwaar van appellant tegen de intrekking van zijn uitkering ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellant met ingang van 25 november 2001 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht, en dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren. De Raad heeft de bevindingen van de verzekeringsartsen en het rapport van chirurg-traumatoloog dr. J.P.A.M. Vroemen, die appellant in 1997 had geopereerd, in zijn overwegingen betrokken.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld en dat de geselecteerde functies, zoals printmonteur en chauffeur bestelauto, passend waren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is op 31 augustus 2004 gedaan, waarbij de beslissing van de rechtbank in stand is gehouden.