ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8815
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-pensioen en toeslag met betrekking tot de berekening van het aan verzekerde toekomende bedrag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de erven van de heer [naam verzekerde] tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank. De heer [naam verzekerde] had op 24 mei 2000 een besluit ontvangen waarin hem een AOW-pensioen van f 575,12 bruto per maand werd toegekend, met een vakantie-uitkering van f 32,72 bruto per maand. Dit bedrag was gebaseerd op 48% van het maximale AOW-pensioen voor gehuwden of samenwonenden. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een beroep bij de rechtbank Amsterdam, heeft de heer [naam verzekerde] hoger beroep ingesteld. Hij overleed op 10 juli 2002, waarna zijn erven het hoger beroep voortzetten.
Op 13 januari 2004 heeft de Sociale verzekeringsbank een nieuw besluit genomen, waarin werd vastgesteld dat de echtgenote van de heer [naam verzekerde] verzekerd was geweest over een periode van 19 jaren, wat leidde tot een recht op een toeslag van 38% van de maximale toeslag. De Raad heeft vastgesteld dat de berekening van het AOW-pensioen en de toeslag niet correct was, omdat er met verkeerde bedragen was gerekend. De Raad heeft daarom besloten om zelf in de zaak te voorzien en het AOW-pensioen met ingang van juli 2000 vast te stellen op € 264,63 per maand en de toeslag op € 209,50 per maand, wat een totaalbedrag van € 474,13 per maand oplevert.
De Raad heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het nieuwe besluit van 13 januari 2004 niet volledig tegemoet kwam aan de eisen van de appellanten. De Raad heeft ook bepaald dat de Sociale verzekeringsbank het in hoger beroep betaalde griffierecht volledig moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 20 augustus 2004 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. T.L. de Vries en mr. H.J. Simon als leden.