ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8175

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1968 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiewaardering van de functie chef Jeugd- en Zedenpolitie binnen de politieregio Zuid-Holland-Zuid

In deze zaak gaat het om de functiewaardering van de functie van chef van de afdeling Jeugd- en Zedenpolitie (chef JZ) binnen de politieregio Zuid-Holland-Zuid. Appellant, die deze functie vervulde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die zijn beroep tegen een eerder besluit van de Korpsbeheerder ongegrond had verklaard. De Korpsbeheerder had de functie van chef JZ ingedeeld in schaal 10, terwijl de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering Politie (CABFP) had geadviseerd om deze functie in te delen in schaal 11. De CABFP stelde dat de chef JZ eindverantwoordelijkheid droeg voor de taakstelling van de afdeling Jeugd- en Zedenzaken, terwijl de Korpsbeheerder dit betwistte en stelde dat de chef JZ niet de eindverantwoordelijkheid had.

Tijdens de zitting op 15 juli 2004 is appellant, bijgestaan door zijn advocaat, verschenen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. De Raad concludeert dat de functiewaarderingsmethode, die is gebaseerd op de functiebeschrijving, correct is toegepast. De Raad oordeelt dat de indeling van de functie van chef JZ in schaal 10 niet op onvoldoende gronden berust en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad wijst erop dat de chef JZ in de praktijk zelfstandig beslissingen neemt, maar dat dit niet afdoet aan de eindverantwoordelijkheid van de chef van de Dienst Recherche Ondersteuning (chef DRO).

De Raad besluit dat er geen termen aanwezig zijn om proceskosten toe te kennen aan appellant. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 19 augustus 2004.

Uitspraak

03/1968 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Zuid-Holland-Zuid, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op de bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 7 maart 2003, nr. AWB 02/271, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 15 juli 2004, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. M.D.W. Smit-van Valkenhoef, verbonden aan de politievakorganisatie ACP, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door P.W. Gallas, verbonden aan DUCON Verander Adviesgroep.
II. MOTIVERING
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant vervulde in de politieregio Zuid-Holland-Zuid de functie van chef van de afdeling Jeugd- en Zedenpolitie (chef JZ). De chef JZ ressorteerde hiërarchisch onder de chef van de Dienst Recherche Ondersteuning (chef DRO) en werd functioneel aangestuurd door de chef van het Informatie- en Coördinatie Centrum (chef ICC).
1.2. Bij besluit van 5 juni 2001 is de functie van chef JZ ingedeeld in schaal 10 van het Besluit bezoldiging politie. De functie werd zwaarder geacht dan de - tot het toepasselijke referentiemateriaal behorende - in schaal 9 ingedeelde functie van groepschef Jeugd- en Zedenzaken en lichter dan de in schaal 11 ingedeelde functie van unithoofd Jeugd- en Zedenzaken (unithoofd JZ).
1.3. In bezwaar heeft de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering Politie (CABFP) geadviseerd de functie van chef JZ in te delen in schaal 11. De CABFP achtte de referentiefunctie van unithoofd JZ één op één vergelijkbaar met de functie van chef JZ, ook waar het gaat om de eindverantwoordelijkheid voor jeugd- en zedenzaken. De commissie was van oordeel dat de chef JZ in de praktijk de (eind)verantwoordelijkheid heeft voor de taakstelling van de afdeling Jeugd- en Zedenzaken. Zij achtte de organisatorische ophanging van de functie van chef JZ onder de chef DRO een cosmetische constructie.
1.4. Bij het bestreden besluit van 25 maart 2002 is, in afwijking van het advies van de CABFP, het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Gemotiveerd is gesteld dat van een cosmetische ophanging van de functie van chef JZ geen sprake is en dat die functie niet één op één vergelijkbaar is met de functie van unithoofd JZ. De chef JZ draagt volgens gedaagde namelijk geen eindverantwoordelijkheid.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Namens appellant is in hoger beroep betoogd dat in het systeem van functiewaardering een functie niet volledig behoeft overeen te komen met een referentiefunctie, maar dat een functie bij weging van het totale pakket van verantwoordelijkheden en bevoegdheden nagenoeg overeen moet komen met een referentiefunctie. “Gelet op de feitelijk inhoudelijke eindverantwoordelijkheid van de Chef jeugd- en zedenzaken binnen de Politieregio Zuid-Holland-Zuid is de conclusie gerechtvaardigd dat deze functie nagenoeg overeenkomt met de referentiefunctie Unithoofd jeugd- en zedenzaken. De Chef jeugd- en zedenzaken heeft immers geen enkele terugvalmogelijkheid op de Chef DRO of de Chef ICC wat betreft de inhoud van de werkzaamheden op het gebied van jeugd- en zedenzaken. Een vergelijking van functies uitsluitend op basis van de niveaubepalende elementen gaat dan ook zeker in het geval van een specialistische functie als Chef jeugd- en zedenzaken niet op”, aldus appellant.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Hij kan appellant niet volgen. De hier toepasselijke methode van functiewaardering, waarbij de functiebeschrijving de basis vormt, gaat uit van een in aanmerking komende functiereeks uit het referentiemateriaal Nederlandse politie. Binnen die reeks wordt de te waarderen functie van laag naar hoog vergeleken met de functiekarakteristieken in het referentiemateriaal. De vergelijking van de te waarderen beschreven functie gaat door tot geconstateerd wordt dat de functiebeschrijving in het referentiemateriaal een zwaardere functie betreft.
4.2. De Raad stelt vast dat gedaagde terecht is uitgegaan van de functiebeschrijving.
4.3. Gedaagde kan gevolgd worden in zijn - zoals de rechtbank terecht heeft overwogen: terughoudend te toetsen - oordeel dat de functie van chef JZ, blijkens de beschrijving daarvan, niet impliceert het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor jeugd- en zedenzaken. Daarbij ziet de Raad zowel op de beschrijving van de niveaubepalende elementen als op de beschrijving van de plaats van de functie van chef JZ in de organisatie. Dat appellant in de praktijk op zijn vakgebied zelfstandig beslissingen neemt, doet niet af aan de eindverantwoordelijkheid van de chef DRO voor die beslissingen. Appellant heeft overigens ook bevestigd dat de chef DRO hierop in voorkomende gevallen wordt aangesproken.
5. De Raad deelt daarom de conclusie van de rechtbank dat de indeling van de door appellant vervulde functie van chef JZ in schaal 10 niet op onvoldoende gronden berust. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en prof. mr. L.F.M. Verhey als leden, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2004.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P. van der Wal.
HD
29.07