ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7051

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3596 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot het verrichten van verifieerbare sollicitaties door bijstandsontvanger

In deze zaak gaat het om de verplichting van appellant, die een bijstandsuitkering ontvangt, om minimaal twee verifieerbare sollicitaties per week te verrichten. Appellant ontving sinds 27 februari 1995 een bijstandsuitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Na een heronderzoek heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda appellant in een brief van 28 mei 2001 geïnformeerd dat zijn bijstandsuitkering ongewijzigd zou worden voortgezet, maar dat hij voortaan verplicht was om minimaal twee verifieerbare sollicitaties per week te doen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze verplichting, maar het College heeft zijn bezwaar gegrond verklaard en het aantal sollicitaties verlaagd naar twee per maand.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 2 oktober 2001 ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan en heeft aangevoerd dat hij zich wil richten op vrijwilligerswerk en dat hij, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, geen kans maakt op de arbeidsmarkt. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de redelijkheid van de verplichting om sollicitaties te verrichten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen beletsel heeft aangetoond om aan deze verplichting te voldoen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de verplichting tot het verrichten van sollicitaties in overeenstemming is met de wetgeving. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/3596 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank
’s-Gravenhage van 16 mei 2002, reg.nr. 01/3920 ABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 30 juni 2004, waar appellant niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.A. van Dalsum, werkzaam bij de gemeente Gouda.
II. MOTIVERING
De Raad gaat, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellant ontvangt als aanvulling op zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering sinds 27 februari 1995 een bijstandsuitkering, laatstelijk ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor een alleenstaande.
Naar aanleiding van een heronderzoek heeft gedaagde bij brief van 28 mei 2001 aan appellant medegedeeld dat zijn bijstandsuitkering, met inbegrip van de daaraan verbonden verplichtingen, ongewijzigd wordt voortgezet. Tevens heeft gedaagde daarbij medegedeeld dat appellant minimaal twee verifieerbare sollicitaties per week dient te verrichten en daarvan maandelijks aan gedaagde een overzicht dient te zenden.
Bij besluit van 2 oktober 2001 heeft gedaagde het door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard, waarbij het aantal door appellant aantoonbaar te verrichten sollicitaties is teruggebracht naar twee per maand.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het besluit van 2 oktober 2001 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij is betoogd dat hij zich wil blijven richten op zijn (vrijwilligers)werkzaamheden voor de Stichting Popmuzikanten Kollektief Gouda teneinde een bestaan als zelfstandige op te bouwen, en voorts dat hij gelet op zijn persoonlijke omstandigheden in feite op de arbeidsmarkt geen kans maakt.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Anders dan de rechtbank ziet de Raad, met verwijzing naar zijn uitspraak van 22 juni 2004, reg.nr. 01/4824 NABW, in de brief van gedaagde van 28 mei 2001 niet een
- ambtshalve - weigering om appellant, met toepassing van artikel 107, eerste lid, van de Abw, geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen, bedoeld in artikel 113, eerste lid, van de Abw. Wel ziet de Raad daarin een besluit op grond van de in artikel 106 van de Abw aan het bevoegde bestuursorgaan toegekende
- discretionaire - bevoegdheid tot het aan de bijstand verbinden van een verplichting die strekt tot inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking. Naar die bepaling wordt in het besluit van 2 oktober 2001 ook (mede) verwezen.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd heeft de Raad vervolgens geen aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat gedaagde niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten appellant te verplichten ten minste twee verifieerbare sollicitaties per maand te verrichten, zulks ter concretisering van de algemene - in artikel 113, eerste lid, aanhef en onder a, van de Abw opgenomen - verplichting om naar vermogen te trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen. Evenals de rechtbank is ook de Raad van oordeel dat enig werkelijk beletsel om aan deze sollicitatieverplichting te voldoen door appellant niet is opgeworpen.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2004.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) P.E. Broekman.
BvW/38