ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7027

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/2531 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 april 2002, waarin het beroep tegen het besluit van 24 oktober 2000 ongegrond werd verklaard. Dit besluit betrof de intrekking van de tijdelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen die aan appellant was verleend op basis van een medisch advies. Appellant ontving een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) en had in 2000 tijdelijk ontheffing gekregen van zijn arbeidsverplichtingen in afwachting van een medisch advies. Echter, na een heronderzoek heeft de GGD-arts K.H. Gan geconcludeerd dat appellant volledig arbeidsgeschikt was, met uitzondering van psychisch belastend of zwaar lichamelijk werk. Dit advies werd later bevestigd door GGD-arts H.F.L. Sanders.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelt dat de medische adviezen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de Raad tot een ander oordeel zouden kunnen brengen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen fouten heeft geconstateerd in de besluitvorming van gedaagde.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/2531 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente
Eindhoven, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 april 2002, reg.nr. 00/7430 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 30 juni 2004, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat, gelet op de gedingstukken, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellant ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een heronderzoek is aan appellant bij besluit van 27 april 2000 in afwachting van een medisch advies tijdelijk ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen, bedoeld in artikel 113, eerste lid, onder a en c, van de Abw.
Bij besluit van 7 juni 2000 heeft gedaagde de ontheffing ingetrokken. Gedaagde heeft zich daarbij gebaseerd op een advies van de GGD-arts K.H. Gan van 25 mei 2000. Gan, die appellant op het spreekuur heeft gezien en informatie heeft ingewonnen bij de huisarts, heeft appellant volledig arbeidsgeschikt geacht, zij het onder de restrictie dat hij niet geschikt wordt geacht voor psychisch belastend dan wel zwaar lichamelijk werk.
Bij besluit van 24 oktober 2000 heeft gedaagde het tegen het besluit van 7 juni 2000 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, nadat de GGD-arts H.F.L. Sanders in een advies van 15 september 2000 de conclusies van Gan omtrent appellants arbeidsgeschiktheid heeft bevestigd.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het besluit van 24 oktober 2000 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij is, evenals in eerste aanleg, betoogd dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Voorts is appellant van mening dat de medische onderzoeken van de betrokken GGD-artsen niet zorgvuldig zijn geweest. In verband hiermee heeft hij de Raad verzocht een
- medisch - deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In het advies van Sanders van 15 september 2000 is vermeld dat hij appellant op het spreekuur heeft gezien en dossierstudie heeft verricht. Appellant staat niet onder specialistische behandeling en ten behoeve van het advies van Gan van 25 mei 2000 is reeds informatie ingewonnen bij de huisarts. Met betrekking tot de gestelde verergering van zijn klachten heeft appellant zich niet tot zijn huisarts gewend. Op basis van deze bevindingen en rekening houdend met de klachten van appellant vermeldt het advies vervolgens welke beperkingen ten aanzien van appellant zijn aangenomen. Met inachtneming van die beperkingen wordt appellant in staat geacht werkzaamheden te verrichten, zij het onder de hiervoor vermelde restricties.
Naar het oordeel van de Raad kan niet worden gezegd dat gedaagde, bezien vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid, zijn besluitvorming niet op het advies van Sanders van
15 september 2000 heeft mogen baseren. Door appellant zijn geen gegevens van medische aard ingebracht die de Raad tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Voor het benoemen van een deskundige bestaat gelet op het voorgaande geen grond.
Het hoger beroep treft geen doel, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2004.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) P.E. Broekman.