ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6959
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de onderbouwing van gewerkte uren in het kader van de WAZ
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van gedaagde, die werkzaam was als zelfstandig polyesterverwerker. Gedaagde diende op 21 maart 2000 een aanvraag in voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), na arbeidsongeschiktheid te hebben ervaren door nekklachten die op 1 december 1998 waren ontstaan. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag bij besluit van 15 juni 2000, met de onderbouwing dat gedaagde na de wachttijd van 1 december 1998 minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Dit besluit was gebaseerd op een medische beoordeling en een berekening van de arbeidsongeschiktheid, waarbij gedaagde geschikt werd geacht voor verschillende functies.
De rechtbank Middelburg vernietigde het besluit van het Uwv op 4 april 2002, omdat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat gedaagde voor 40 uur per week werkzaam was geweest voorafgaand aan zijn eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 1 juli 1995. De rechtbank oordeelde dat gedaagde, ondanks zijn opgave van 40 gewerkte uren, had aangegeven dat hij door medicijngebruik in werkelijkheid slechts 3 à 4 uur per dag werkte. De bezwaar-verzekeringsarts had bovendien geconstateerd dat gedaagde al in 1993 klachten had die tot arbeidsongeschiktheid leidden.
In hoger beroep oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat het uitgangspunt van 40 gewerkte uren voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid voldoende onderbouwd is. De Raad stelt vast dat de datum van 1 juli 1995 als aanvang van de arbeidsongeschiktheid niet gemotiveerd is betwist en dat er geen aanwijzingen zijn dat gedaagde ten tijde van zijn aanvraag niet in staat was om deze correct in te vullen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waardoor het besluit van het Uwv in stand blijft.