ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- A.C.W. van Huussen
- T. Kloosterman
- C.E.M. van Geest
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de herziening van de WAO-uitkering van appellant. De appellant, die zijn uitkering sinds 1 november 1999 ontving, was het niet eens met de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van zijn medisch onderzoek. De rechtbank Haarlem had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 11 juni 2004 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door een advocaat van het Uwv.
Appellant voerde aan dat het medisch onderzoek niet volledig was en dat de functies die hem werden voorgehouden niet passend waren, omdat deze zouden leiden tot overschrijdingen van zijn belastbaarheid. De Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De rapportages van de verzekeringsartsen werden als voldoende gemotiveerd beschouwd, en de Raad concludeerde dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn gehoorproblemen en buikklachten.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de herziening van de WAO-uitkering terecht was. De Raad zag geen reden om af te wijken van de conclusies van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige, en oordeelde dat de beperkingen die waren vastgesteld in het belastbaarheidspatroon voldoende waren om rekening te houden met de klachten van appellant. De uitspraak werd gedaan op 23 juli 2004.