ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6906

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1719 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot inschaling in salarisschaal groepsfunctie F en volledige functievervulling

In deze zaak heeft appellant, werkzaam als groepsfunctionaris E bij de Belastingdienst, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 18 februari 2003 geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën terecht had besloten dat de inschaling in de salarisschaal van de groepsfunctie F pas zou plaatsvinden bij volledige functievervulling. Appellant was per 1 juni 2001 benoemd tot behandelfunctionaris groepsfunctie F, maar zijn salaris zou in principe niet veranderen totdat hij de volledige functievervulling had bereikt. De Staatssecretaris stelde dat appellant nog de startopleiding voor F-functionarissen moest volgen, waardoor volledige functievervulling nog niet aan de orde was. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de toepasselijke voorschriften correct had toegepast en dat de indeling in de salarisschaal niet in strijd was met het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren.

In hoger beroep heeft appellant zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellant dit beroep onvoldoende concreet had toegelicht. Hierdoor was een verweer van de Staatssecretaris en een beoordeling door de Raad niet mogelijk. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 12 augustus 2004, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigde en de grieven van appellant in hoger beroep grotendeels overeenkwamen met die in eerste aanleg.

Uitspraak

03/1719 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Staatssecretaris van Financiën, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 18 februari 2003, nr. 01/964 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde zijn verweerschriften ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 22 juli 2004, waar appellant niet is verschenen. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Mulder, werkzaam bij de Belastingdienst.
II. MOTIVERING
1. Onder verwijzing overigens naar het in de aangevallen uitspraak gegeven overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden volstaat de Raad met het volgende.
1.1. Appellant, die werkzaam was als groepsfunctionaris E bij de Belastingdienst, is bij besluit van 25 april 2001 met ingang van 1 juni 2001 benoemd tot behandelfunctionaris groepsfunctie F. Bij dat besluit is hem meegedeeld dat deze benoeming in beginsel geen gevolgen heeft voor zijn salaris en dat inschaling in de bij de groepsfunctie F behorende salarisschaal zal plaatsvinden met ingang van het eerste moment dat sprake is van volledige functievervulling. Na bezwaar van appellant heeft gedaagde dit besluit bij het bestreden besluit van 23 oktober 2001 gehandhaafd. Gedaagde heeft daarbij aangegeven dat volledige functievervulling nog niet aan de orde kan zijn omdat appellant nog de startopleiding voor F-functionarissen moet volgen.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat gedaagde een juiste toepassing heeft gegeven aan de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften en dat gedaagde door de indeling in de bij groepsfunctie F behorende salarisreeks te laten afhangen van een op een later tijdstip nog uit te brengen beoordeling, niet in strijd handelt met artikel 5, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren. De rechtbank was voorts van oordeel dat de ten aanzien van appellant uitgebrachte beoordelingen zijn functioneren in groepsfunctie E betreffen en dat daaruit niet kan blijken dat appellant groepsfunctie F in al haar facetten goed en volledig kan vervullen.
3. De grieven van appellant in hoger beroep betreffen in hoofdzaak dezelfde grieven als appellant in eerste aanleg naar voren heeft gebracht.
Aangezien de Raad zich dienaangaande volledig kan verenigen met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop de rechtbank tot haar oordeel is gekomen, volstaat de Raad in zoverre met verwijzing naar de aangevallen uitspraak.
3.1. Met betrekking tot het beroep op het gelijkheidsbeginsel dat appellant in hoger beroep nog heeft gedaan merkt de Raad op dat appellant dit beroep onvoldoende concreet heeft toegelicht, zodat een concreet verweer daartegen door gedaagde en beoordeling door de Raad of bij het bestreden besluit gehandeld is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, niet mogelijk is. De Raad volstaat dienaangaande met verwijzing naar het aanvullend verweerschrift van gedaagde van 9 juli 2004.
4. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en mr. J.Th. Wolleswinkel als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2004.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD
30.07