ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6570

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/775 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatieve competentie in bestuursrechtelijke geschillen met betrekking tot woonplaats en zetel bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 23 juli 2004, wordt een geschil behandeld over de relatieve competentie van rechtbanken in een bestuursrechtelijke zaak. Het geschil ontstond naar aanleiding van een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 17 juni 2003, waarbij een bezwaar van eiseres, H. Houbani, werd afgewezen. Eiseres, woonachtig in Marokko, had een beroepschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam, die het vervolgens doorstuurde naar de rechtbank Breda, omdat zij meende dat deze rechtbank bevoegd was. De rechtbank Breda vroeg de Centrale Raad om te oordelen over de bevoegdheid van de rechtbanken in deze zaak, waarbij de SVB stelde dat de rechtbank Amsterdam bevoegd was.

De Raad heeft op 13 februari 2004 informatie ingewonnen bij de gemeentelijke basisadministratie, waaruit bleek dat eiseres niet ingeschreven stond. Tijdens de zitting op 11 juni 2004 waren zowel eiseres als de SVB niet aanwezig. De Raad oordeelde dat de woonplaats van eiseres in Marokko lag ten tijde van het indienen van het beroep, en dat de inschrijving in het bevolkingsregister niet doorslaggevend was voor de bepaling van de woonplaats. Op basis van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) concludeerde de Raad dat, omdat eiseres geen woonplaats in Nederland had, de rechtbank bevoegd was binnen het rechtsgebied van het bestuursorgaan, in dit geval de SVB, die zijn zetel in Amstelveen heeft.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde derhalve de rechtbank Amsterdam bevoegd om het beroep van H. Houbani te behandelen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden bij de bepaling van de woonplaats in bestuursrechtelijke geschillen en de toepassing van de relevante artikelen van de Awb.

Uitspraak

04/775 ANW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 8:9 van de Algemene wet bestuursrecht naar aanleiding van een door de rechtbank Breda gedaan verzoek te oordelen over een geschil tussen genoemde rechtbank en de rechtbank Amsterdam over de toepassing van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) inzake een beroep ingesteld namens [naam eiseres], als eiseres.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GESCHIL
Bij besluit van 17 juni 2003 heeft de Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) beslist op het bij bezwaarschrift van 27 juli 1998 daartegen gemaakte bezwaar van eiseres. Aan de voet van dat besluit is eiseres gewezen op de mogelijkheid van beroep bij de rechtbank Amsterdam. Het besluit op bezwaar is verzonden naar een adres van eiseres in Beni Bouyafrour, Nador (Marokko).
Namens eiseres is door mr. P.R. Klaver een beroepschrift bij de rechtbank Amsterdam ingediend. In dit beroepschrift heeft mr. Klaver aangegeven dat eiseres woonachtig is te [woonplaats] aan de [adres].
De rechtbank Amsterdam heeft het beroepschrift bij brief van 30 oktober 2003 doorgezonden aan de rechtbank Breda, omdat naar haar mening de rechtbank Breda bevoegd is het beroep te behandelen.
Bij brief van 5 januari 2004 heeft de rechtbank Breda het beroepschrift (met bijlagen) doorgezonden aan de Raad met het verzoek, onder toepassing van artikel 8:9 van de Awb, te beoordelen welke rechtbank bevoegd is deze zaak in behandeling te nemen. In de brief wordt verder verwezen naar het standpunt van de SVB, neergelegd in een schrijven van 18 december 2003, waarin wordt gesteld dat eiseres in Marokko woont en niet -zoals de gemachtigde van eiseres stelt- in [woonplaats]. De SVB is van mening dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is deze zaak in behandeling te nemen.
De Raad heeft op 13 februari 2004 inlichtingen ingewonnen bij de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Bergen op Zoom. Uit deze informatie komt naar voren dat eiseres niet in de gemeentelijke basisadministratie van die gemeente is ingeschreven.
Bij brief van 18 februari 2004 zijn nadere inlichtingen over de woonplaats van eiseres ingewonnen bij de SVB. Bij brief van
24 februari 2004 heeft de SVB vermeld dat de SVB geen verdere stukken in haar bezit heeft, dan welke zich reeds in het procesdossier bevinden. De SVB is de mening toegedaan dat uit alle stukken blijkt dat eiseres niet in Nederland woont. In de brief is verder door de SVB een verklaring gegeven voor de verschillende namen die in de ingediende geschriften voorkomen.
De Raad heeft hierin aanleiding gevonden om bij brief van 26 februari 2004 mr. Klaver, als gemachtigde van eiseres, om opheldering te vragen over de woonplaats van eiseres ten tijde van het instellen van beroep bij de rechtbank op 28 juli 2003. Bij brief van 10 maart 2004 heeft mr. Klaver, voornoemd, meegedeeld dat hij per abuis in het voorlopig beroepschrift het woonadres van een contactpersoon van eiseres (genaamd:
[naam contactpersoon]) in Bergen op Zoom als woonadres van haar heeft vermeld. Naar zijn weten woont eiseres zelf in Marokko.
Het geschil is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 11 juni 2004, waar in dit geding eiseres en de SVB niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Op grond van artikel 8:9 van de Awb is de Raad bevoegd in hoogste ressort te oordelen over een tussen rechtbanken gerezen geschil over de in artikel 8:7 van de Awb geregelde relatieve competentie van de rechtbanken in zaken tot de kennisneming waarvan de Raad in hoger beroep bevoegd is.
De Raad moet derhalve thans beslissen welke rechtbank te dezen bevoegd is. De Raad heeft al meermalen geoordeeld dat voor de beantwoording van de vraag waar iemand zijn woonplaats heeft, of bij gebreke daarvan, zijn verblijfplaats heeft, de feitelijke omstandigheden bepalend zijn. Daarbij kan de inschrijving in het bevolkingsregister een rol spelen, maar dat gegeven is niet doorslaggevend.
Uit het geheel van feitelijke omstandigheden kan de Raad niet tot een ander oordeel komen dan dat eiseres ten tijde van het instellen van het beroep geen woonplaats in Nederland had. Gelet op de brief van 10 maart 2004 van mr. Klaver, waarin hij heeft aangegeven dat hij in het voorlopig beroepschrift per abuis het woonadres van een contactpersoon van eiseres in Bergen op Zoom heeft vermeld, terwijl eiseres naar zijn weten in Marokko woonachtig was, staat het voor de Raad -mede gelet op het standpunt van de SVB terzake- genoegzaam vast dat eiseres ten tijde van het instellen van het beroep haar woonplaats in Marokko had.
Ingevolge de tweede volzin van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb is, in het geval de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, de rechtbank bevoegd binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft. Nu de SVB op grond van de Regeling Suwi (Stcrt. 2002/2) zijn zetel heeft in Amstelveen, komt de Raad tot de slotsom dat de rechtbank te Amsterdam bevoegd is het onderhavige beroep van eiseres te behandelen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Verklaart de rechtbank te Amsterdam bevoegd het onderhavige beroep van H. Houbani te behandelen.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. T.L. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van mr. M.B.M. Vermeulen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2004.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) M.B.M. Vermeulen.