ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6263

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5147 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
  • G.J.H. Doornewaard
  • W.M. Levelt-Overmars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2003. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 februari 2004 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend. De gemachtigde van de opposant, mr. A.K.J. Plaisier, heeft op 28 mei 2004 de verzetsgronden aangevuld. De behandeling van het verzet vond plaats op 28 mei 2004, maar partijen zijn niet verschenen.

De Raad overweegt dat het griffierecht uiterlijk op 29 december 2003 betaald had moeten zijn, maar dat dit pas op 7 januari 2004 op de rekening van de Raad is bijgeschreven. De opposant heeft in zijn verzetschrift geen verontschuldiging voor de te late betaling aangevoerd. Het argument van de gemachtigde over mogelijke vertragingen in het postverkeer tussen Nederland en Marokko werd door de Raad niet geaccepteerd, omdat er geen bewijs was dat deze vertragingen de oorzaak waren van de late betaling.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd uitgesproken op 23 juli 2004 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. W.M. Levelt-Overmars als leden, in aanwezigheid van griffier mr. N.E. Nijdam.

Uitspraak

03/5147 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2003 tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 13 februari 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
Tegen deze uitspraak heeft opposant verzet gedaan.
Bij schrijven van 28 mei 2004 heeft mr. A.K.J. Plaisier, advocaat te Rotterdam, zich als gemachtigde gesteld en namens opposant de verzetsgronden aangevuld.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 28 mei 2004, waar partijen – zoals tevoren aangekondigd – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Opposant heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij de brief van de griffier van 1 december 2003 op 9 december 2003 heeft ontvangen en dat hij daarna een familielid in Nederland heeft aangeschreven met het verzoek om het griffierecht voor hem over te maken, hetgeen op 6 januari 2004 is geschied. Als bewijsstuk heeft hij een kopie van een
rekeningafschrift van de Postbank meegezonden. In zijn schrijven van 28 mei 2004 heeft de gemachtigde van opposant gewezen op vertragingen die kunnen ontstaan bij verzending van post vanuit Nederland naar opposants woonplaats in Marokko en omgekeerd.
De Raad overweegt het volgende.
Het griffierecht had betaald moeten zijn binnen vier weken na de brief van de griffier van de Raad van 1 december 2003, dus uiterlijk op 29 december 2003. Het is pas op 7 januari 2004 bijgeschreven op de rekening van de Raad.
De Raad stelt vast dat opposant in zijn verzetschrift niets heeft aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor de te late betaling. Het argument van opposants gemachtigde dat er veel tijd gemoeid kan zijn met het postverkeer tussen Nederland en het binnenland van Marokko en vice versa treft geen doel, nu op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat de totale tijdsduur tussen de toezending van de acceptgirokaart aan opposant en de bijschrijving van het griffierecht op de rekening van de Raad in het concrete geval is toe te schrijven aan de duur van het postverkeer.
Het verzet moet dan ook ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. W.M. Levelt-Overmars als leden, in tegenwoordigheid van mr. N.E. Nijdam als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) N.E. Nijdam.