ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6214

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/2625 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Delegatie van bevoegdheid tot besluit op bezwaar in strijd met de Awb en weigering vergoeding medische kosten

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 28 april 2000 een eerder besluit van de Commissie voor bezwaarschriften van de Stichting Centrale Zorgverzekeraars Groep Ziekenfonds te Tilburg had bekrachtigd. Dit besluit betrof de weigering om de kosten van medische behandeling voor het opsporen en behandelen van stoorvelden van gebit en kaken te vergoeden. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 juli 2004 de zaak behandeld, waarbij appellante in persoon aanwezig was, terwijl gedaagde zich niet liet vertegenwoordigen.

De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de bevoegdheid tot het nemen van een besluit op bezwaar niet kon worden gedelegeerd aan een ander bestuursorgaan dan het orgaan dat het primaire besluit had genomen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. De Raad concludeerde dat de weigering van de vergoeding van de kosten van de medische behandeling terecht was, omdat de behandeling niet gebruikelijk was in de kring van beroepsgenoten en geen wetenschappelijke onderbouwing had.

De Raad heeft de Stichting Centrale Zorgverzekeraars Groep, Ziekenfonds veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 46,42, en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 104,37 aan appellante moet worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte procedurele afhandeling van bezwaarschriften en de rol van wetenschappelijke onderbouwing in medische behandelingen.

Uitspraak

00/2625 ZFW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Commissie voor bezwaarschriften van de Stichting Centrale Zorgverzekeraars Groep Ziekenfonds te Tilburg, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft op de in het beroepschrift (met bijlagen) aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 april 2000, reg.nr. 99/548 ZFW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens heeft appellante nog stukken ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 16 juni 2004, waar appellante in persoon is verschenen, terwijl gedaagde - zoals aangekondigd - zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Bij besluit op bezwaar van 23 april 1999 heeft gedaagde gehandhaafd het, namens de Stichting Zorgverzekeraars Groep, Ziekenfonds (hierna: CZ) genomen, besluit van 28 oktober 1998, waarbij op het verzoek van appellante om vergoeding van de kosten van de medische behandeling betreffende het opsporen, onderzoeken en behandelen van stoorvelden van gebit en kaken afwijzend is beslist.
Het bestreden besluit is gebaseerd op de artikelen 8 en 9 van de Ziekenfondswet (Zfw) en de artikelen 2,3 en 4 van het Verstrekkingenbesluit (hierna: Vb) en berust - kort gezegd - op het standpunt dat de behandeling is gegeven door een niet-gecontracteerde zorgverlener en de medische behandeling van stoorvelden geen deel uitmaakt van het verstrekkingenpakket van de Ziekenfondswet (geen behandeling die in de kring van de beroepsgenoten gebruikelijk is).
De rechtbank heeft - voor zover hier relevant - het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad overweegt ambtshalve het volgende.
De Stichting Centrale Zorgverzekeraarsgroep hanteert sedert 8 december 1998 het Reglement bezwaarschriftenprocedure CZ (hierna: Reglement) dat terugwerkt tot 1 januari 1998. Genoemd reglement voorziet in een Commissie die op eigen naam besluiten op bezwaar neemt.
Op grond van de voorhanden zijnde gegevens houdt de Raad het ervoor dat het bestreden besluit op eigen naam genomen is door de Commissie voor de bezwaarschriften van CZ. De Commissie voor bezwaarschriften bestond in dit geval uit één persoon, een medewerker van de afdeling Juridische Zaken, mr. J.M.H. Verhoof.
Deze commissie stelt haar bevoegdheid om op bezwaren als bedoeld in artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te beslissen te ontlenen aan het Reglement.
Zoals de Raad reeds herhaaldelijk heeft overwogen voorziet de bezwaarschriftprocedure van de Awb niet in de mogelijkheid van delegatie van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit op bezwaar aan een ander bestuursorgaan dan het orgaan namens hetwelk het primaire besluit is genomen.
Hieruit volgt dat, met vernietiging van de aangevallen uitspraak, het beroep om deze reden gegrond dient te worden verklaard en het bestreden besluit wegens strijd met de wet dient te worden vernietigd.
De vervolgens aan de orde komende vraag of er gronden zijn om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten, beantwoordt de Raad bevestigend.
Voor een uitgebreide weergave van de relevante regelgeving verwijst de Raad naar rubriek E van de aangevallen uitspraak.
Gelet op deze regelgeving spitst het geschil in hoger beroep zich toe op de vraag of vergoeding van de kosten van het opsporen en behandelen van stoorvelden terecht is geweigerd op de grond dat geen sprake was van een behandeling die in de kring van beroepsgenoten gebruikelijk is.
Op grond van de voorhanden zijnde gedingstukken beantwoordt de Raad deze vraag bevestigend. Daartoe wijst de Raad onder meer op het advies van 20 april 1999 van de Commissie voor Beroepszaken van de voormalige Ziekenfondsraad. Volgens de tandheelkundig adviseur van de voormalige Ziekenfondsraad mist de stoorvelddiagnostiek een wetenschappelijke onderbouwing en gaat de therapie ver buiten hetgeen in medische en tandheelkundige kringen gebruikelijk is.
In hetgeen van de zijde van appellante naar voren is gebracht ziet de Raad geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit inhoudelijk stand kan houden.
De Raad ziet ten slotte aanleiding gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante, begroot op € 9,46 in beroep en € 36,96 in hoger beroep, wegens reiskosten.
III BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven:
Veroordeelt Stichting Centrale Zorgverzekeraars Groep, Ziekenfonds in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 46,42;
Bepaalt dat de Stichting Centrale Zorgverzekeraars Groep, Ziekenfonds aan appellante het betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van € 104,37 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. M.I. ’t Hooft, als voorzitter en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert en mr. C.J. Borman als leden, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2004.
(get.) M.I. ’t Hooft
(get.) S.W.H. Peeters