ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5981
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de dienstbetrekking van bouwkundigen en de gevolgen voor sociale verzekeringspremies
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2004, staat de vraag centraal of bouwkundigen die voor appellante bouwtechnische keuringen uitvoeren, deze werkzaamheden verrichten in een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Appellante, vertegenwoordigd door mr. F.M.E. Schuttenhelm van Deloitte & Touche, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft een verweerschrift ingediend en werd vertegenwoordigd door mr. X. Evers.
De Raad overweegt dat voor de vaststelling van een privaatrechtelijke dienstbetrekking drie voorwaarden moeten zijn vervuld: de verplichting tot persoonlijke dienstverrichting, de verplichting tot loonbetaling en het bestaan van een gezagsverhouding. In het bestreden besluit werd door gedaagde gesteld dat de aanwezigheid van bouwkundigen in dienstbetrekking bij appellante aantoont dat er een gezagsverhouding bestaat. De Raad constateert echter dat de verplichte verzekering van de aangemelde bouwkundigen is gebaseerd op een fictieve dienstbetrekking, zoals geregeld in de sociale verzekeringswetten. Dit biedt geen grond om aan te nemen dat de niet-aangemelde bouwkundigen ook in een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam zijn.
De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit niet stand kunnen houden, en komt niet toe aan de bespreking van de andere voorwaarden voor het aannemen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, begroot op € 1.288,-. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak en bepaalt dat het Uwv het door appellante gestorte recht van € 531,20 vergoedt.