ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.B.M. Vermeulen
- D.J. van der Vos
- T.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering aan rechtmatig verblijvende appellant zonder arbeidstoestemming
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan een appellant die rechtmatig in Nederland verblijft, maar niet is toegestaan om arbeid te verrichten. De appellant, die de Turkse nationaliteit bezit en sinds 1988 in Nederland verblijft, heeft op 18 juni 1998 zijn werk als kabelwerker moeten staken vanwege arbeidsongeschiktheid. Hij ontving vervolgens ziekengeld op basis van de Ziektewet en vroeg een uitkering op grond van de WAO aan. De Staatssecretaris van Justitie heeft echter zijn aanvraag voor een vergunning tot verblijf afgewezen, wat leidde tot de weigering van de WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de appellant niet als werknemer in de zin van de WAO kan worden aangemerkt. De Raad oordeelt dat het enkele feit dat de appellant geen arbeid mag verrichten, niet betekent dat hij geen recht heeft op een uitkering. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en internationale verdragen die van toepassing zijn op de situatie van de appellant. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep van de appellant gegrond, wat betekent dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1288,-- bedragen, en het griffierecht van € 82,--.