ECLI:NL:CRVB:2004:AQ0940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de gedifferentieerde premie ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak, die voorlag bij de Centrale Raad van Beroep, betreft het een hoger beroep van een bedrijf tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van de gedifferentieerde premie ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats kwam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De appellante, vertegenwoordigd door mr. E.J. Bonnist, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 14 mei 2002, waarin de rechtbank oordeelde dat de gedifferentieerde premie voor het premiejaar 2000 onverkort op 4,17% gehandhaafd bleef.
De rechtbank had vastgesteld dat er in juni 1997 een werknemer, K., in dienst was bij appellante, en dat deze in 1998 een WAO-uitkering had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat deze uitkering terecht was betrokken bij de bepaling van de gedifferentieerde premie. In hoger beroep voerde appellante aan dat de WAO-uitkering ten onrechte was toegekend aan K. en dat hierover een beroepszaak liep bij de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 mei 2004, maar beide partijen zijn niet verschenen.
De Raad heeft in zijn motivering geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet vergoed worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 juni 2004, waarbij R.C. Schoemaker als rechter en R.E. Lysen als griffier optraden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waardoor de beslissing van de rechtbank verbindend werd.