ECLI:NL:CRVB:2004:AQ0506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- R. Kooper
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde BWOO-uitkering en toedoen van betrokkene
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen op basis van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BWOO). Appellant, die van 1 augustus 1988 tot 1 december 1998 een ontslaguitkering ontving, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering terecht was, omdat appellant onjuiste informatie had verstrekt die leidde tot onterecht ontvangen uitkeringen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de terugvordering zouden kunnen rechtvaardigen.
De Raad stelt vast dat de gedaagde, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de terugvordering heeft gebaseerd op een herzieningsbesluit van 14 december 2000, na een fraude-onderzoek. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen kwade opzet had en dacht dat hij correct handelde. Hij heeft ook gewezen op zijn slechte geestestoestand in de periode van de onterecht ontvangen uitkeringen. De Raad oordeelt echter dat voor de terugvordering geen kwade trouw of opzet vereist is; het verstrekken van onjuiste inlichtingen is voldoende.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en oordeelt dat er geen reden is om de terugvordering te heroverwegen. De Raad wijst erop dat appellant niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de gedaagde hadden moeten weerhouden van het uitoefenen van zijn terugvorderingsbevoegdheid. De uitspraak van de rechtbank wordt derhalve bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om de kosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.