ECLI:NL:CRVB:2004:AP8492

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1768 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Schoemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht, gedateerd 20 februari 2004. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep onder nummer 04/1768 CSV. De Raad wijst erop dat volgens artikel 22 van de Beroepswet een griffierecht van € 102,-- verschuldigd is bij indiening van het beroepschrift. Appellant is op 13 april 2004 schriftelijk gewezen op deze verplichting en is verzocht het griffierecht te voldoen, bij voorkeur via de bijgevoegde acceptgirokaart. Op 4 mei 2004 ontving appellant opnieuw een aangetekende brief waarin hij werd herinnerd aan de betaling van het griffierecht, met de mededeling dat het bedrag binnen vier weken op de rekening van de Centrale Raad van Beroep diende te zijn bijgeschreven of ter griffie moest worden gestort. De Raad waarschuwde dat overschrijding van deze termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

De Raad constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Gezien de beschikbare gegevens kan niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Daarom acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om griffierechten te compenseren of te vergoeden.

In de beslissing verklaart de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Schoemaker, in aanwezigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2004. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1768 CSV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Dordrecht op 20 februari 2004 tussen partijen gegeven uitspraak.
II. MOTIVERING
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij schrijven van 13 april 2004 is appellant erop gewezen dat hij een griffierecht van € 102,-- is verschuldigd, bij voorkeur te voldoen door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 4 mei 2004 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen deze termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. R.C. Schoemaker in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2004.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.