ECLI:NL:CRVB:2004:AP8080
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda van 28 januari 2004. De Centrale Raad van Beroep behandelt de kwestie van de niet-betaling van het griffierecht, dat volgens artikel 22 van de Beroepswet verschuldigd is bij indiening van een beroepschrift. Appellant is op 16 maart 2004 gewezen op de verplichting om een griffierecht van € 87,00 te betalen, met de voorkeur om dit te doen via een bijgevoegde acceptgirokaart. Ondanks een aangetekende herinnering op 8 april 2004, waarin appellant werd geïnformeerd dat het bedrag binnen vier weken op de rekening van de Centrale Raad van Beroep moest zijn bijgeschreven, is het griffierecht niet tijdig betaald. De termijn voor betaling eindigde op 6 mei 2004, maar de Raad ontving de brief van 8 april 2004 op 6 mei 2004 retour met de aantekening 'geen gehoor' en 'niet afgehaald'. Uit navraag bij de gemeente bleek dat appellant op het opgegeven adres stond ingeschreven.
De Raad concludeert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Daarom wordt het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betreft de proceskosten. De uitspraak wordt gedaan door mr. J. Janssen, in aanwezigheid van griffier R.B.E. van Nimwegen, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2004. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.