ECLI:NL:CRVB:2004:AP2595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- N.E. Nijdam
- T.L. de Vries
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van een WAO-uitkering van gedaagde, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Gedaagde, die arbeidsongeschikt was geraakt door een val met haar fiets, had eerder een uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Na een herbeoordeling door het Uwv werd deze herzien naar 35-45%, wat gedaagde niet accepteerde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 maart 2004, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. E.G. van Roest en gedaagde in persoon aanwezig was.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat deze niet voldoende rekening hield met de medische situatie van gedaagde. De Raad oordeelde dat het besluit van 3 juli 2001, dat de arbeidsongeschiktheidsklasse van gedaagde herzag, niet op een juiste arbeidskundige grondslag berustte. De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde per 28 september 1998 aanspraak heeft op indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45%. Dit besluit is genomen op basis van de medische rapporten en de bevindingen van deskundigen, die aangaven dat gedaagde meer beperkingen had dan eerder vastgesteld.
De Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten, omdat er geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is op 11 juni 2004 gedaan, waarbij de Raad de eerdere besluiten van het Uwv heeft vernietigd en zelf in de zaak heeft voorzien.