ECLI:NL:CRVB:2004:AP2304
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- T. Hoogenboom
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Weigering overschrijving niet genoten verlofuren van 2001 naar 2002
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard. Appellant had verzocht om 143 uren niet genoten verlof uit 2001 over te schrijven naar 2002, maar de Staatssecretaris van Financiën heeft slechts 65 uren toegestaan, onder verwijzing naar artikel 23, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenaren-reglement (ARAR). De rechtbank oordeelde dat het beleid van de gedaagde om verlofstuwmeren af te bouwen niet onredelijk was en dat de persoonlijke belangen van appellant niet opwogen tegen de belangen van de gedaagde.
Tijdens de zitting op 22 april 2004 is appellant in persoon verschenen, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door I. Mulder van de Belastingdienst. De Raad heeft vastgesteld dat de kwestie van 16 uren verlof die appellant niet kon genieten vanwege ziekte inmiddels was opgelost. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat artikel 7:642 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zou zijn, wat zou betekenen dat verlofstuwmeren gedurende vijf jaar in stand moeten blijven.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtspositie van appellant als ambtenaar wordt bepaald door het ARAR en dat de bepalingen van het BW niet van toepassing zijn op ambtenaren, tenzij expliciet anders bepaald. De Raad heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat gedaagde in eerdere gevallen wel gebruik had gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid, maar appellant sinds 1997 was aangespoord om zijn verlofstuwmeer af te bouwen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor proceskostenvergoeding.