ECLI:NL:CRVB:2004:AP1755

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/2654 AAWAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft verzoeker op 2 mei 2002 verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 8 maart 2002, waarin zijn verzoeken onder de nummers 99/5244 en 01/1966 AAW/WAO waren behandeld. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om herziening op 15 juni 2004 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen tijdens de zitting op 4 mei 2004. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven tot herziening van de eerdere uitspraak. Volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijke uitspraak alleen worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener van het verzoek en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeert dat verzoeker niet heeft voldaan aan deze voorwaarden, waardoor het verzoek om herziening wordt afgewezen. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. Ch. van Voorst, met mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2004.

Uitspraak

02/2654 AAWAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 maart 2002, nrs. 99/5244 en 01/1966 AAW/WAO.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verzoeker heeft bij schrijven van 2 mei 2002 om herziening verzocht van voormelde uitspraak.
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), in de voormelde uitspraak aangeduid als gedaagde, heeft bij brief van 21 juni 2002 op het verzoekschrift gereageerd.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 4 mei 2004. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21 van de Beroepswet kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b.bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c.waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
De Raad stelt vast dat door verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in voormeld wetsartikel zijn aangevoerd.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 maart 2002 moet worden afgewezen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Aldus gegeven door mr. Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2004.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J.W.P. van der Hoeven.