ECLI:NL:CRVB:2004:AP1553
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Verzoek om deelname aan de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en de behandeling van ingehouden loonbelasting
In deze zaak gaat het om een verzoek van appellante om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en om de ingehouden loonbelasting op haar militair weduwen rijkspensioen te beschouwen als premie voor deze verzekering. Appellante, geboren op 17 december 1921, heeft sinds 1951 een militair weduwen rijkspensioen en heeft zich op 18 oktober 1976 in Nederland gevestigd. Gedaagde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft appellante met ingang van 1 december 1986 een AOW-pensioen toegekend, maar met een korting van 38% omdat appellante in de periode van 1 januari 1957 tot 18 oktober 1976 niet verzekerd was.
Appellante heeft op 12 februari 2001 verzocht om alsnog deel te nemen aan de vrijwillige verzekering en om de ingehouden AOW-premie op haar pensioen als premie voor deze verzekering te beschouwen. Gedaagde heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat appellante niet binnen de daarvoor geldende termijn had aangevraagd. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 16 april 2004. Tijdens de zitting heeft appellante haar grieven herhaald en aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellante niet binnen de gestelde termijn een aanvraag heeft gedaan en dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan de vrijwillige verzekering. De Raad heeft de gronden van de rechtbank overgenomen en geen termen aanwezig geacht voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.