ECLI:NL:CRVB:2004:AP0572
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering wegens niet-nakoming inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de bijstandsuitkering van appellant. De zaak betreft een geschil tussen appellant, vertegenwoordigd door mr. J.G.P. de Wit, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder op 6 december 2001 de uitspraak gedaan dat het beroep van appellant ongegrond was. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, maar is niet verschenen op de zitting van 13 april 2004, waar gedaagde zich liet vertegenwoordigen door mr. P. Siemerink.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn woon- en leefsituatie. De Raad verwijst naar het besluit van gedaagde van 20 december 2000, waarin de bezwaren van appellant tegen de beëindiging van zijn uitkering op 13 maart 2000 ongegrond werden verklaard. Tijdens een huisbezoek op 29 februari 2000 bleek dat de kamer die appellant zou huren niet naar behoren gemeubileerd was en dat er nauwelijks persoonlijke spullen van appellant aanwezig waren. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonachtig was.
De Raad oordeelt dat appellant de in artikel 65, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) vervatte inlichtingenverplichting niet naar behoren is nagekomen. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld, wat de beëindiging van de uitkering per 1 februari 2000 rechtvaardigt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.