ECLI:NL:CRVB:2004:AP0311

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5784 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak heeft appellant, wonende in België, hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2003. De rechtbank had in die uitspraak een beslissing genomen die appellant niet beviel, waarna hij besloot om in hoger beroep te gaan. Echter, volgens de Beroepswet is het verplicht om griffierecht te betalen bij indiening van een beroepschrift. Appellant werd op 2 december 2003 geïnformeerd over de verschuldigde griffierechten van € 87,- en kreeg de instructie om dit bedrag binnen vier weken te voldoen. Ondanks een herinnering op 24 december 2003, werd het griffierecht pas op 23 januari 2004 betaald, wat buiten de gestelde termijn viel.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was. Hierdoor werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen kostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in aanwezigheid van griffier R.E. Koerts, en werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2004.

Belanghebbenden en het bestuursorgaan hebben de mogelijkheid om binnen dertien weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet te doen tegen deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om over het verzet te worden gehoord.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5784 MPW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (België), appellant,
en
de Staatssecretaris van Defensie, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank 's-Gravenhage op 10 oktober 2003, kenmerk 03/00086 MPWKLA, tussen partijen gegeven uitspraak.
II. MOTIVERING
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij schrijven van 2 december 2003 is appellant erop gewezen dat hij een griffierecht van € 87,- is verschuldigd, bij voorkeur te voldoen door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 24 december 2003 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen deze termijn is betaald, nu het verschuldigde bedrag eerst op 23 januari 2004 op de rekening van de Raad is bijgeschreven.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens in tegenwoordigheid, van R.E. Koerts als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2004.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) R.E. Koerts.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen dertien weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.