ECLI:NL:CRVB:2004:AP0279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Verweigerde bijstandsuitkering wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, waarbij appellant een bijstandsuitkering is geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. Appellant was op 24 mei 2000 op staande voet ontslagen uit zijn dienstverband bij [de werkgever] aftimmerwerken B.V. en diende op 22 september 2000 een aanvraag in voor bijstand met ingang van 1 juni 2000. Gedaagde heeft de bijstandsuitkering toegekend, maar met een maatregel van 100% voor de duur van één maand, omdat appellant onvoldoende had meegewerkt aan het behoud van zijn dienstbetrekking.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 april 2004, waarbij appellant noch zijn raadsman aanwezig waren. Gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. R.M. Mol. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin werd geoordeeld dat de ingangsdatum van de bijstandsuitkering terecht op 20 juni 2000 was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat gedaagde voldoende bewijs had geleverd dat appellant voorafgaand aan zijn bijstandsaanvraag verwijtbaar werkloos was geworden, onder andere door eerdere waarschuwingen van zijn werkgever.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep herhaald, maar deze niet nader onderbouwd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat de maatregel van 100% bijstandsweigering terecht was opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak en de verwijtbaarheid van appellant.