ECLI:NL:CRVB:2004:AO9837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van directeur voor onbetaald gebleven premies en hoogte opgelegde boete
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de directeur van een besloten vennootschap (BV) voor onbetaald gebleven premies en de hoogte van de opgelegde boete. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 mei 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam werd bevestigd. De appellant, de directeur van de BV, was in hoger beroep gekomen tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat hem aansprakelijk had gesteld voor de onbetaald gebleven premies over de jaren 1993 tot en met 1997. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard.
De Raad overweegt dat de appellant, die sinds 4 december 1990 directeur is van de BV, meerdere keren door de gedaagde was gewezen op zijn meldingsplicht bij betalingsonmacht. Na een looncontrole in 1996 waren er administratieve onvolkomenheden geconstateerd, wat leidde tot correctie- en boetenota's. De gedaagde had de appellant in 1998 de gelegenheid geboden om aan te tonen dat het niet aan hem te wijten was dat er geen melding van betalingsonmacht was gedaan, maar de appellant heeft hierop niet adequaat gereageerd.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet kan slagen, omdat hij geen bewijs heeft geleverd dat de hoogte van de opgelegde premies en boetes onjuist zou zijn. De Raad bevestigt dat de appellant als enige bestuurder van de BV verantwoordelijk is voor de bedrijfsvoering en dat hij niet heeft aangetoond dat hij niet aansprakelijk is voor de niet-betaling van de premies. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.