ECLI:NL:CRVB:2004:AO9625
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van der Meer
- J. de Vries
- M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering uitkering op grond van de Werkloosheidswet na prijsgeven loonvordering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een uitkering op grond van artikel 61 van de Werkloosheidswet (WW). De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 mei 2001, waarin zijn beroep tegen een besluit van 8 december 1999 ongegrond werd verklaard. Dit besluit weigerde appellant een uitkering omdat hij geen loonvordering meer had op zijn werkgever, na akkoord te zijn gegaan met een buitengerechtelijke schuldsaneringsregeling.
Tijdens de zitting op 3 december 2003 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn belastingadviseur G.C.W. Leenders, zijn standpunt toegelicht. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F.W.M. Keunen, heeft het verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen van de WW. De Raad concludeert dat appellant geen vordering meer heeft op zijn werkgever, omdat hij een deel van zijn vordering heeft prijsgegeven in het kader van de schuldsaneringsregeling. Dit betekent dat gedaagde niet gehouden is om een uitkering te verstrekken op basis van artikel 61 van de WW.
Appellant heeft ook aangevoerd dat er sprake is van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Raad overweegt dat er in dit geval geen sprake is van een inbreuk op de eigendomsrechten van appellant, omdat hij geen gerechtvaardigde verwachting had dat gedaagde het prijsgegeven deel van zijn vordering zou overnemen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.